Op naar de volgende lactatie

Het verlengen van de levensduur van uw koeien is erg rendabel. Van drie naar vijf lactaties levert een melkveebedrijf met 100 melkkoeien tussen de 25.000 en 37.000 euro per jaar op. De meeste melkkoeien worden vervangen in de eerste twee maanden na afkalven. Oorzaken zijn meestal vruchtbaarheidsproblemen, ontstekingen en klauwaandoeningen. Door specifieke aandacht voor risicodieren hebben melkkoeien een grotere kans om probleemloos aan een volgende lactatie te beginnen.

Na de transitieperiode lijkt het dat de koe in rustiger vaarwater komt. Maar er blijven ziektes en aandoeningen op de loer liggen die gevolgen kunnen hebben voor diergezondheid en productie. Voorbeelden hiervan zijn slepende melkziekte, mastitis, vruchtbaarheidsproblemen en klauwproblemen. Ook een juiste voeding, goede penswerking en een optimale voerefficiëntie zijn belangrijk in deze periode. Wat we willen bereiken is dat de melkkoe gemakkelijk weer drachtig wordt en zonder problemen netjes haar lactatie kan afmaken.

Transitieziekten en lactatie

Transitieziekten rondom het begin van de lactatie hebben een sterke onderlinge samenhang. Veelal begint het met een te laag calciumgehalte in het bloed. Een calciumtekort is vaak de katalysator voor andere aandoeningen na het afkalven.

Een lage calciumvoorziening heeft direct effect op de spierfunctie in het dier. Een onvoldoende spierfunctie heeft direct gevolgen voor alle processen in het dier waar spiercontractie van belang is, zoals penscontractie en voeropname, baarmoedercontractie bij het afkalven, maar ook het afsluiten van het slotgat van een speen. Het is belangrijk om er alles aan te doen om het calcium- en energieniveau van het dier zo snel mogelijk op een goed peil te krijgen. Energiegebrek aan het begin van de lactatie heeft namelijk ook negatieve effecten op de inseminatieresultaten: Koeien laten de tochtigheid minder goed zien, zijn trager en ook de kwaliteit van de eicellen staat onder druk.

Klauwaandoeningen staan op nummer 3 als het gaat om afvoerredenen van melkvee. Klauwaandoeningen hebben allerlei gevolgen waaronder verminderde voeropname en melkproductie, ontstekingen en langere tussenkalftijd.

Mastitis

Aan het begin van de lactatie hebben koeien een verhoogd risico op mastitis, ten gevolge van calcium- en energietekorten. Door een calciumtekort wordt de spierwerking verminderd, waardoor na het melken het slotgat minder snel sluit. Verder heeft een energietekort invloed op het immuunsysteem van het dier, waardoor het risico op infectieuze aandoeningen, waaronder mastitis, toeneemt.

Ketose

Ketose of slepende melkziekte is een veel voorkomende aandoening bij melkvee. Uit onderzoek is gebleken dat in de eerste twee maanden na afkalven ruim één op de tien koeien lijdt aan klinische ketose. Ketose is het gevolg van een negatieve energiebalans (zie onderstaande afbeelding). Dit ontstaat omdat de koe na het afkalven grote hoeveelheden melk begint te produceren. De voeropname blijft echter vaak achter waardoor de koe onvoldoende energie binnenkrijgt.

Koeien die in een negatieve energiebalans zitten, spreken hun vetreserves aan voor de energievoorziening. Bij dit proces worden ketonen (aceton, betahydroxyboterzuur (BHBZ)) gevormd. Het lichaam kan kleine hoeveelheden ketonen verwerken, maar bij grotere hoeveelheden lukt de verwerking niet meer en stapelen de ketonen zich op in het lichaam (ketose). Koeien met ketose worden traag, hebben weinig eetlust en nemen daardoor onvoldoende krachtvoer op. De melkgift blijft achter bij de verwachting, de mest wordt dikker en de conditie neemt af. Ook worden de dieren vatbaarder voor andere aandoeningen, zoals baarmoederontsteking en lebmaagdraaiing. Ernstige gevallen van ketose zijn herkenbaar aan een typische acetongeur in de uitademingslucht.

Bovenstaande afbeelding: Schematische weergaven negatieve energiebalans melkvee

Voeding

Het belang van een goede energievoorziening is dus groot. Binnen de voeding spelen ook spoorelementen een belangrijke rol in de vruchtbaarheid. Zo heeft een tekort aan spoorelementen – waaronder jodium, koper en selenium – een direct of indirect negatieve invloed op de vruchtbaarheid. Dit geldt ook voor enkele vitaminen, met name vanwege hun rol als antioxidant.

Een steeds belangrijker wordend kengetal is de voerefficiëntie oftewel, hoeveel melk wordt er geproduceerd uit één kilogram drogestof. Dit bepaalt in hoge mate de winstgevendheid van een bedrijf. Uw melkvee kan alleen optimaal presteren

wanneer de vitamine- en mineralenhuishouding op orde is. Iedere vitamine en elk mineraal heeft zo zijn eigen functie in het lichaam. Een mineralencheck, van de gezondheidsdienst voor dieren, kan helpen om inzicht te krijgen in de mineralenopname van de koeien, om zo te beoordelen of er te weinig of misschien wel te veel mineralen worden gevoerd.